Spiritualiteit

SPIRITUALITEIT betreft een geestelijke optiek met een waakzaam oog voor de verwevenheid van al het zijnde.

Het spirituele heeft als zodanig niets van doen met gedematerialiseerde vormen van bestaan, maar alles met liefde en zorg voor de diepere verbondenheid van mens, dier en natuur.

Spiritualiteit Dick van Biemen

Spiritualiteit als sleutelbegrip

De notie ‘spiritualiteit’ vindt vandaag brede weerklank. En dat is mooi, maar niet zonder risico. Het is een trend die haaks staat op de vele sociologische rapporten van enkele decennia terug die de voortrazende secularisatie en ontkerkelijking in kaart brachten. Intussen is die secularisatie ook al min of meer passé en spreken we van een post-seculair tijdperk waarin we ons omringt weten door een scala aan spirituele ‘verrijkingen’ waar de eclectische geest naar eigen smaak een comfortabele mix van weet te maken. Weliswaar kan die populariteit positief genoemd worden, maar dat biedt geen garantie voor een goed verstaan van het spirituele. Het begrijpen van de wereld in het algemeen en onszelf in het bijzonder lijkt alzo een bovenmenselijke zo niet onmogelijke opgaaf. Het spirituele als geestelijke optiek vormt daarop een correctief, en is daarmee een oud en respectabel begrip met nieuwe uitdagingen voor vandaag.

 

Want, hoe staan we in de wereld? Wetenschap en techniek maken het ons mogelijk voortdurend grenzen te overschrijden. Spiritualiteit nu, begint bij het inzicht dat die niet aflatende expansiedrift grenzen heeft – grenzen die bepaald worden door de oorspronkelijke verwevenheid van eigen wezen met dat van andere werkelijkheidsniveaus. Het is daarmee een sleutelbegrip voor die levenshouding die, in haar oriëntatie op de in het leven aanwezige zinverbanden, gericht is op de samenhang van alle leven – dat is: de werkelijkheid als geheel. Waarmee ze zich mengt in het intrigerende spanningsveld tussen realiteit en idealiteit, waarbij niet alleen de wereldse werkelijkheid maar ook de menselijke waardigheid in het geding is. En precies dát maakt deze geestelijke optiek tot een waakzame; een waakzaamheid met oog voor de eigen mogelijkheden en beperkingen inzake de indicatieven en imperatieven van menselijk zijn en behoren.

Het mankeert waarachtige spiritualiteit dus niet aan realiteitszin, en ze heeft als zodanig ook niets van doen met gedematerialiseerde vormen van bestaan, al doet de term voor velen anders vermoeden. Het geldt immers het Latijnse spiritus, dat zoveel als ‘geest’, ‘adem’ en ‘ziel’ kan betekenen. Wat gaandeweg werd uitgebreid met afgeleide betekenissen zoals ‘geestelijk’ en ‘onstoffelijk’, als ‘niet van deze wereld’. Geen wonder dus dat het spreken over spiritualiteit voor menigeen iets zweverigs heeft en weinig onthaal vindt bij mensen die de zaken graag concreet benaderen. Geleefde spiritualiteit als oriëntatie op het ware en goede zoekt echter juist die condities in de stoffelijke aanschouwingsvormen waarin dat goede tot uitdrukking kan komen; en daarin toont ze haar grootheid – een grootheid die zich niet verheft boven het kleine, het gebrokene en miskende.

Het spirituele kan godsdienstig bepaald zijn in haar gerichtheid op het goddelijke, humanistisch in haar begaan zijn met het menselijke, en ecologisch in haar betrokkenheid op natuur en milieu. Dat is haar manifeste diversiteit. In al die hoedanigheden geldt het de ontvankelijkheid voor het meerdere, het andere, van een geheel waarin het individu zich opgenomen en door aangesproken weet, in het besef dat gehoorzaamheid aan dat appel een harmoniërende en helende werking heeft. Dat maakt de spirituele levenshouding ook tot een wenselijke. Dienstbaar te zijn aan mens en wereld, dat is de uitdaging waar hedendaagse spiritualiteit voor staat. Waarom het goed is te bedenken dat het spirituele geen recept is voor geestelijke zelfverheffing of een vrijblijvend koketteren met het transcendente. Waarmee de spirituele intentie zich als volgt laat onderscheiden:

(1) Spiritualiteit als betrokkenheid op de ander omwille van de ander. De relatie tot de ander – het recht doen aan de ander – vormt binnen deze opvatting het motief, waarbij in principe de eigen belangensfeer ondergeschikt gemaakt wordt aan respect en zorg voor de naaste in lichamelijk, sociaal en geestelijk opzicht. Deze vorm van spiritualiteit heeft de oudste papieren. Als afgeleide van de betrokkenheid op een absolute Transcendentie kennen alle grote religies van oorsprong het principe van mededogen met andere schepselen. Door de eeuwen heen hebben individuen en spirituele gemeenschappen alzo vanuit religieuze en humanitaire motieven hun leven ingezet voor medemens en natuur. Vanuit die intentie praktiseerden zij een andere levenswijze en gaven daarmee hun spiritualiteit handen en voeten. Een andere optiek is die van:

(2) Spiritualiteit als betrokkenheid op de ander omwille van jezelf. De relatie tot de ander - vanuit de eigen behoefte - vormt hier het motief. In principe gaat het om een instrumentele houding ten opzichte van de medemens, of ook wel tot natuur en milieu, met als doel het (her)vinden van heelheid van de eigen binnenwereld in harmonie met de buitenwereld. Vandaag de dag neemt dit motief niet zelden modieuze vormen aan, zeker waar de commercie het cultiveren van een 'spirituele lifestyle’ aanmoedigt in het aanbod van een trendy aankleding en inrichting van onszelf en onze directe leef- en woonomgeving. Een derde wijdverbreide optiek met betrekking tot spiritualiteit is die van:


(3) Spiritualiteit als middel tot een praktisch doel. Het spirituele assortiment fungeert hier als methode waarmee verschillende welgedefinieerde doelen kunnen worden verwezenlijkt. Denk aan alternatieve geneeswijzen of meditatie- en ontspanningstechnieken die aangewend kunnen worden ter bestrijding van lichamelijke of geestelijke stoornissen. Deze ‘spirituele technieken’ vinden ook wel toepassing binnen het bedrijfsleven ter versoepeling van stresserende (re)organisatieprocessen. In de regel komt men echter niet veel verder dan het opleuken van het human resource management ten gunste van de bedrijfsresultaten. De motieven zijn niet altijd even spiritueel te noemen, maar gaan veelal uit van een min of meer holistische werkelijkheidsopvatting van ‘de mens als deel van een groter geheel’ – deel van de natuur, onderdeel van de organisatie. Het pragmatisch doel is dan, aan de herstelde harmonie tussen die sferen nieuwe vormen van efficiëntie te ontlokken.


Begrijpelijk gaat het hier om theoretische onderscheidingen die in de praktijk niet altijd even zichtbaar zijn. Als principieel uitgangspunt qua bezieling en oriëntatie lijkt de eerste opvatting van spiritualiteit echter de meest duurzame, waaraan alle andere vormen afgemeten en beoordeeld kunnen worden.